Ładowanie strony...
 
 
Artykuły - DE OLĘDRZY UIT BARCZYZNA EN NEKIELKA

DE OLĘDRZY UIT BARCZYZNA EN NEKIELKA

Bij het aanbreken van de lente begint ook het seizoen van wandel- en van fietstochten. We maken vaak uitstapjes naar de rustige en pittoreske dorpjes zoals Barczyzna, Gierłatowo of Nekielka,die in het Noorden van onze gemeente zijn gelegen. We gaan voorbij dichte, regelmatige seringen die langs de weg groeien. Weinigen onder ons weten echter dat deze geheimzinnige en wilde plaatsen met heerlijk geurende struiken de resten van de protestantse begraafplaatsen herbergen.
Wie waren mensen die op deze begraafplaatsen rusten? Waar kwamen ze vandaan? Waarom zijn hun graven dit trieste lot beschoren? Getuigen de verbrijzelde resten van grafstenen slecht van de mensen die deze plaatsen tijdens de laatste zestig jaar bezocht hebben? Zouden we zelf willen dat de graven van onze naasten er in de toekomst ook zo uitzien? Moet het echt zo zijn?
Om deze vragen te beantwoorden moeten we teruggaan naar het verleden.
De gunstige economische ontwikkeling van het land in de vijftiende en zestiende eeuw werd afgeremd door de toename van de horige lasten op het platteland. Het begin van de zeventiende eeuw was een periode van stagnatie en economisch verval, die nog werd verdiept door de verwoestingen tijdens de Zweedse oorlog. Groot-Polen werd een terrein van gevechten, doortochten van troepen en oorlogstribuut. Een groot deel van de bevolking kwam om het leven als gevolg van ziektes en epidemieën in de oorlogstijd.
De meest vernietigende effecten had de oorlog in de jaren 1700-1721, met meerdere terugkerende epidemieën in Groot-Polen in de periode van 1707 tot 1713. Als gevolg hiervan ontvolkten de dorpen en de rendabiliteit van de landbouw daalde enorm. Een toenmalig geschiedschrijver noteerde: "De boerderijen van de landheer liggen braak, de velden zijn zuur, begroeid met onkruid, het water wordt niet afgevoerd. De winst is klein of onbestaand." De maatschappij verviel in een steeds grotere armoede.

Om te voorkomen dat de economie compleet in elkaar zou storten, begon men naar oplossingen te zoeken om de situatie op het platteland te verbeteren.
Een veelbelovende oplossing bleek het stichten van nederzettingen te zijn, en dat op dezelfde manier zoals dat vijfhonderd jaar geleden werd gedaan, namelijk volgens het principe van het erfpacht met pachtcontract.
Zulke pachtdorpen ontstonden meestal op de gebieden die de landheer geen of weinig winst opleverden. Dit waren meestal onbewoonde gebieden, drassige en beboste terreinen, waar de pachter eerst het ontvangen bosperceel moest ontrooien voor hij met het bewerken van de grond kon beginnen.
Ook de omgeving van Nekla maakte deel uit van dit nederzettingproces. Plaatsen zoals Barczyzna, Nekielka (Nekla Hauland), Siedleczek (Siedlec Hauland) zijn toen ontstaan. Ook de reeds eerder bestaande maar ontvolkte dorpen Zasutowo en Gierłatowo werden toen opnieuw bevolkt.
De kolonisatie vond plaats op grond van de zogenaamde Hollandse wet. Deze term is afkomstig van de populaire naam Hollanders die in XVI eeuw naar de Żuławy Wi¶lane gehaald werden om zich bezig te houden met de drooglegging en het exploiteren van drassige terreinen.
De Hollanders, die al eeuwenlang efficiënt met het element water vochten in hun eigen land, brachten naar Polen de vaardigheden om greppels en kanalen te bouwen die het water uit de moerassen hebben afvoerd. Na verloop van tijd betekende het woord "Olęder" (pl. "Olędrzy") niet langer een nieuwkomer uit Nederland, maar een vrijboer die zich bezighield met het droogleggen van moeras of met het rooien van bossen.
De namen van de nieuw ontstane nederzettingen zijn met die activiteiten verbonden.
De dorpen die in de moerasgebieden ontstonden, bevatten in hun namen het woord bruch (uit het Duits "der Bruch" - breukland, zomp) of Hollander.
De nederzettingen, die in de ontboste gebieden werden gesticht, werden beschreven met het woord Hauland (uit het Duits "hauen" - het bos rooien), bv. Nekla Hauland, Siedlec Hauland.
De dorpen die op de ontboste en drooggelegde terreinen ontstonden hadden een verspreide bebouwing. Elke kolonist kreeg een perceel, meestal in de vorm van een rechthoek. In het midden van het erf of op een verhoging werd er een bouwterrein vrijgemaakt voor het huis. Pas later werd het bos gerooid en akkerland aangelegd. De wegen liepen onregelmatig door het hele dorp en sloten aan bij de andere wegen die naar de percelen leidden. Dit wegennet is in Nekielka en Barczyzna tot vandaag de dag behouden gebleven. De nederzetting van de Olędrzywas een soort pacht op lange termijn (ca. 30-40 jaar) met het recht om te erven. De hoeve die hubaof włóka werd genoemd, telde 30 Brandenburgse morgens (ook Grote Pruisische morgens genoemd), dus ca. 17 ha. (1 morgen staat gelijke aan 0.5673 ha).De Olędrzy waren vrijboeren. Ze waren geen horigen. De landeigenaar onthief hen enkele jaren van de huurlast. Hierdoor konden ze hun percelen ontginnen. De duur van deze ontheffing (wolnizna) hing af van de moeilijkheidsgraad van het terrein waarop de nederzetting ontstond. De kolonisten konden ook vrij omgaan met hun vermogen - ze konden hun grond verkopen en aan de landheer de belasting erop, de "tiende penning", overmaken.
De pachtdorpen hadden hun eigen zelfbestuur. Aan het hoofd stond een vertegenwoordiger (schout) met twee wethouders. Ze werden door de dorpsgemeenschap voor een ambtsperiode van een jaar verkozen en bestuurden de gemeente samen met andere inwoners namens de landheer. Dit 'college' had lagere rechtelijke bevoegdheden, zoals het opleggen en handhaven van straffen. De hierdoor verkregen konden ze beheren en aanwenden, met instemming van de locale bevolking, om in de locale behoeften te voorzien. De landheer zelf was bevoegd voor criminele zaken.
Het bewaarde privilege voor de Olędrzy in Barczyzna, toegekend door de landheer Antoni Wyssogota Zakrzewski op 16 juli 1776, bepaalt uitvoerig de rechten en plichten van "fatsoenlijke mensen Olędrzy".
Het origineel luidt als volgt:
PRIVILEGE (rysunek)

Waar komen de Olędrzy vandaan die zich in Barczyzna, Niekielka en Siedleczek vestigden? We weten dat ze evangelisch waren. Misschien waren ze de nazaten van de eerste Nederlandse kolonisten die uit Pommeren naar Groot-Polen (Wielkopolska) werden gehaald of mensen van Duitse nationaliteit die naar hier kwamen uit Pommeren of Brandenburg (zoals de Posener Bambergen die uit Bamberg-regio kwamen).
Het lot van de immigranten is ook interessant in de volgende eeuwen. Anders dan hun landgenoten in de Middeleeuwen werden ze niet verpoolst. Hun evangelische geloof en de veranderende politieke omstandigheden, veroorzaakt door de Pruisische annexatie, stond hun verpoolsing in de weg. De Poolse omgeving drukte haar stempel pas op de latere generaties van Olędrzy. Hiervan getuigen de Duits klinkende achternamen onder de Poolse bevolking. De Olędrzy waren in grotere of kleinere mate het Pools machtig. De Poolse dorpelingen gedroegen zich vriendelijk jegens hun protestantse buren vanwege hun behulpzaamheid en ijver. Er kwamen ook soms gemengde huwelijken voor. Tussen 1830-1845, toen de eigendomsverhoudingen werden geregeld, treft men een ongewoon hoog aantal van kooptransacties aan. De Polen kochten boerderijen gelegen in de dorpen van de Olędrzy en omgekeerd ook: de kolonisten gingen in de Poolse dorpen wonen. Uit analyse van de kadastrale registraties die tussen 1830-1845 ontstonden en bewaard worden in het archief van het regionaal hof in Wrze¶nia blijkt dat er in Barczyzna de volgende mensen woonden: Fridrich Bedlow, George Kriese, Martin Pomerynek alias Pomerenke, Christoph Breitkreutz, George Brandt, Johan Russ, Christoph Neumann, Gottfried Neumann, George Zelm, Lorenz Manthey, Daniel Krüger, Christian Klich, Johan George Zander, Gottfried Pomerynek alias Pomerenke, Michael Piotrowski, Andreas Kriese, Johann Zippel, Gottfried Nörenberg, ... Steinke, ... Kleebaum.
In diezelfde periode had Nekielka de volgende boeren: Johann Nuske, Johann Pedemal, August Leske, Johann George Mibus & Caroline Schulz, Erdmann Rattey & Anna Dorothea Seydel, Frantz Osinski & Thecla de domo Żerkowska, Gotfried Bräuniger, George Häusler & Christina Baum, Maria Dorothea Schulz, Johann Semmler, Michael Semmler, Fridrich Leske, Christian Menzel & Maria Richter, Johann Tischler & Louise Lűdtke, Maria Dorothea Leske & Johann Schultz, Johann Kaschube & Elisabeth Rahn, Christian Nuske & Heinriette Greger, Jacob Mazeran & Antonina Bielarzewska, Gottfrid Gramsch & Anna Christine Kaschne, Gottfried Kaschne & Anna Elisabeth Risner, Johann George Minickel & Anna Rosina Martin, Martin Semler, Gottfried Nuske &Anna Elisabeth Menke, Julianna Nuske, Christoph Semler, Christoph Prietz, George Pritz, Christian Trölenberg, Gottfried Semler, Christian Semler & Maria Elisabeth Balke, Daniel Jeske, Johann Buschke & Anna Elisabeth Brenke, Stanislaus Harwozinsky & Katarzyna Nowak, Johann Boge & Anna Elisa Kelm, Christian Mühlnickel & Anna Christine Kriese, Jacob Mühlnickel, Johann Dawid Mybus, Chrisoph Nuske, Jacob Mibus, Johann Huff & Anna Christina Grüning, Ludwig Kelm & Anna Rosine Ziemer, Jacob Semmler & Anna Rosina Neumann, Gottfried Braeuniger & Dorothea Bussler, Christian Richter, Michael Neumann, Andreas Pfeifer, Gottfried Grams, Johann Gottlieb Streich & Carolina Tischler, Johann Jeske, Gottlieb Mühlnickel, Gottlieb Wilhelm Grams, Johann Ratai, Johann Jonathan Seifert, Johann Benz, Ludwig Boge, Johann Pidde & Elizabeth Bień.

Nadat Polen haar onafhankelijkheid in 1918 herkreeg, verkocht een deel van de bevolking van Barczyzna en Nekielka hun boerderijen en emigreerde naar Duitsland. Toch bleven velen van hen in het vaderland gebleven hun land verder te bebouwen.
Het begin van de Tweede Wereldoorlog betekende het einde van de vreedzame samenleving tussen protestanten en katholieken, zowel in onze regio alsook in heel Groot-Polen. Door de politiek van het Nazi-Duitsland werden veel Poolse families uit hun boerderijen uitgezet. Hun plaats werd ingenomen door kolonisten van Duitse origine die uit de Baltische landen werden gehaald. Jonge, gezonde mannen van het protestantse geloof werden bij het Duitse leger ingelijfd en naar het oostfront gestuurd. Velen van hen kwamen nooit terug.
De meerderheid van de Duitse families verliet hun huizen en vluchtten naar het westen nog voor de komst van het Rode Leger in 1945.
De verlaten boerderijen werden overgenomen door de kolonisten uit het voormalig Poolse gebied in het Oosten dat na de Tweede Wereldoorlog een deel van de Sovjet-Unie werd.
Na bijna 170 jaar van verblijf in ons land lieten de protestantse kolonisten niet alleen de akkers op de plaatsen van de gerooide bossen en drooggelegde moerassen achter maar ook hun begraafplaatsen.

De dorpsgemeenschap begroef haar doden zo dicht mogelijk bij hun woonplaats, vandaar het grote aantal begraafplaatsen in een zo klein gebied. In onze gemeente zijn er 8 begraafplaatsen waaronder 6 op het terrein van de parochie Nekla. Deze zijn meestal gelegen op verhogingen, afhankelijk van de mogelijkheden van het omliggende terrein.
Helaas was het lot zelfs voor de doden niet welgezind. De begraafplaatsen werden achtergelaten zonder de zorg van medegelovigen en werden geleidelijk aan vernietigd. De nieuwkomers wilden hun oorlogstrauma afreageren, de communistische autoriteiten waren vooral geinteresseerd om elk spoor van het verblijf van de Duitse bewolking in ons land te elimineren, wat ertoe leidde dat de grafstenen en historische gietijzeren hekken rondom de graven verdwenen. Het oorspronkelijke karakter van deze plaatsen van eeuwige rust ging daarmee voorgoed verloren. Een soortelijk lot was de meeste begraafplaatsen van de Olędrzy in Groot-Polen beschoren. Hiervoor is geen rechtvaardiging mogelijk.
Om het belang van de rustplaatsen van de Olędrzy in Nekla te herstellen heeft de Pastorale en Economische raad van de st. Andreas de Apostel kerk in Nekla, samen met de pastoor, kanunnik Ryszard Goliński het initiatief genomen om deze begraafplaatsen te restaureren. Ook de burgemeester van Nekla ing. Marian Balicki toonde veel interesse voor deze kwestie en beloofde hulp en welwillendheid in deze zaak. Aartsbisschop Henryk Muszyński en bisschop Wojciech Polak die op 22 april 2004 te gast waren in de plaatselijke parochie, werden op de hoogte gebracht van dit initiatief, en ook zij zegden hun steun toe.
In de nabije toekomst zullen er formele maatregelen getroffen worden om de toestemming te verkrijgen van de Parochie Augsburgse Evangelisten in Poznań, het Departement voor Godsdienstige zaken van het provinciehuis, Monumentenzorg en Natuurbewaring.
De werkzaamheden zullen gebaseerd zijn op het uitvoeren van de noodzakelijke conservatiewerken, het verheffen van de omgevallen kruisen of het plaatsen van de nieuwe kruisen en het markeren van deze plaatsen.
We hopen dat de schooljeugd en lokale gemeenschappen in bepaalde plaatsen zullen meedoen aan deze actie.

Laten we samen herstellen wat vernietigd werd.

Overledenen verdienen respect ongeacht of ze katholiek, protestants waren of tot een ander geloof behoorden.

Jerzy Osypiuk

vertaling naar het Nederlands
studenten Nederlands aan de Adam Mickiewicz Universiteit in Poznań
Anna Diabelec, Anna Gr±decka, Adrianna Hertmann, Kamila Kabat, Rafał Korzeniewski, Mieszko Malinowski, Małgorzata Pietrzak, Agata Ręka, Krystyna Swoboda, Paulina Walu¶, Paulina Żbikowska
onder begeleiding van hun docenten J. Koch en N. Saeys